Angenietje Swarthof
Dringende oproep voor nakomelingen van Angenietje Swarthof, voorbeeldmin van het Aalmoezeniersweeshuis.
Ik zoek nakomelingen van de min Angenietje Swarthof. Dit in verband met de onthulling van de naam van de Angenietje Swarthofbrug. Die wil ik graag laten onthullen door een van haar nakomelingen. Weet u dat zij een voormoeder van u is, neem dan alstublieft contact met mij op. Nakomelingen van Angenietje Swarthof dragen de achternamen: Assman, Belmer, van Blaaderen, Bijning, van Geemen, Geudeker, Greeven, Langeweg, Mantel, Polman, Roering, Schaink, Sprenger, Vlaming.
Haar nakomelingen dragen de volgende namen: Assman, Schaink, Belmer, Bijning, Mantel, Langeweg, van Geemen, Polman, Sprenger, Van Blaaderen, Roering, Vlaming, Greeven, Geudeker.
Angenietje Swarthof, alias de weduwe Slootman, de weduwe Slotemaker of de smids weduwe
1738-1812
Leuvenheim
Angenietje Swarthof werd geboren in 1738 in Leuvenheim, gemeente Brummen in Gelderland bij de IJssel. Zij wordt twee keer gedoopt, een keer gereformeerd te Leuven en een keer katholiek te Spankeren/Ellecom. Haar ouders zijn Hendrik Swarthof en Grietje Bekers. Angenietje is hun zesde kind. Na haar worden nog twee zusjes geboren, die allebei Garretje genoemd worden en als laatste een broertje dat Garret genoemd wordt. Dit betekent waarschijnlijk dat de beide Garretjes overleden zijn.
De huwelijksinschrijving van Angenietjes ouders: Hendrik Swarthof en Grietje Beekers gaan op 26 oktober 1725 te Brummen in ondertrouw. Wanneer Angenietje volwassen is, vinden we haar terug in Amsterdam. Of ze er alleen heen is gegaan, is onduidelijk. Haar oudere broer Rutger komen we ook in Amsterdam tegen.
Huwelijk en gezin
In Amsterdam ontmoet ze op zeker moment Jan Slootman. Hij is smid en komt uit het Duitse Endorf. Hij is een jaar jonger dan Angenietje. Ze zijn beiden katholiek. Hun ontmoeting leidt in 1768 tot de geboorte van een dochter: Margaretha. Angenietje is dan 29 jaar. Grietje wordt in de Mozes en Aäronskerk gedoopt. Een broer van Jan Slootman, Frans, is getuige. Tweeënhalve week na de doop van Grietje trouwen Angenietje en Jan. Angenietje woont dan op ’t Water, het tegenwoordige Damrak, Jan op de Amstel. Jan ondertekent de huwelijksakte met Jan Slotman en Angenietje zet een kruisje. Getuige voor Jan is een andere broer, Anthonie Slootman. Omdat ze beiden katholiek zijn, moeten ze op het stadhuis trouwen. Of Jan in die tijd het smidsberoep al uitoefende is me niet bekend.
De ondertrouwinschrijving van Angenietje en Jan in 1768.
De Houtgracht, het tegenwoordige Waterlooplein, met rechts de bijgebouwtjes van de Portugese synagoge en links de Hoogduitse synagoge. Aan de rechterkant na de Portugese synagoge het Leprozenhuis en daarachter de katholieke Mozes & Aaronschuilkerk. Op deze plek is in de 19e eeuw de huidige Mozes & Aaronkerk gebouwd. De kinderen van Angenietje en Jan werden in de Mozes en Aaronkerk gedoopt. Het gezin woonde aan de Amstel, die zich aan het eind van de straat die links langs de synagoge loopt bevindt.
Ze blijven waarschijnlijk op de Amstel wonen met als gevolg dat de kinderen die na Grietje geboren worden alle in de Mozes en Aäronskerk gedoopt worden. Anderhalf jaar na hun huwelijk wordt zoon Frans geboren. Hij wordt vernoemd naar de beide broers van Jan Slootman, Franciscus Antonij. Twee jaar na hem, in 1772, komt Jan Caspar ter wereld. De laatste die op de Amstel geboren wordt, is Anna Maria. Zij wordt in 1774 geboren. Niet lang na de geboorte van Anna Maria verhuizen Angenietje en Jan naar de Lange Leidsedwarsstraat straat tussen de Leidsestraat en het Leidsekruisstraat. Jan heeft daar waarschijnlijk een smederij. Ze wonen nu vlak bij het Aalmoezeniersweeshuis.
Een smederij bij avond. Tekening van Jan Schouten, 1783. Bron SAA
In de Lange Leidsedwarsstraat worden nog twee zonen geboren: Jan Hendrik in 1776 en Josephus Antonius in 1779. Zij worden beiden in katholieke kerk De Duif aan de Prinsengracht gedoopt. Vijf maanden voor de geboorte van de jongste overlijdt zoon Frans op negenjarige leeftijd aan een keelziekte. Hij wordt begraven op het Heiligewegs- en Leidsekerkhof in de Raamstraat. En dan, een jaar en twee maanden na de geboorte van de jongste, slaat het noodlot toe. Jan Slootman overlijdt op 38-jarige leeftijd en Angenietje blijft met vijf kinderen achter. Grietje is dan 12 jaar, Jan 8 jaar, Anna Maria 6 jaar, Hendrik 4 jaar en de jongste is een jaar.
De begrafenisinschrijving van Jan Slootman met de vermelding dat hij 5 kinderen nalaat.
Jan wordt eveneens begraven op het Leidsekerkhof, op 18 oktober 1780. Twee dagen eerder is het overlijden aangegeven voor het Middel op Begraven, de begraafbelasting, door Josephus Frederiks. Hij geeft als doodsoorzaak ‘hete koorts’ op. Angenietje staat er nu alleen voor. Ze moet vijf kinderen grootbrengen en tegelijk zorgen voor een inkomen. Hoe ze dat de eerste jaren redt, is niet bekend. Mogelijk heeft ze hulp gehad van vrienden en de broers van Jan. Een jaar na het overlijden van Jan overlijdt haar jongste kind op tweejarige leeftijd. Dit kind is vernoemd naar Joseph Fredriks, die ook doopgetuige was bij de doop van dit kind. Hij was kennelijk een goede vriend, die na het aangeven van het overlijden van Jan, Angenietje verdere steun heeft gegeven. Joseph was getrouwd met de oudste dochter van Jans broer Anthonie. Hij was eveneens uit Duitsland afkomstig en hij was net als Jan Slootman meester smid en slotenmaker. Hij was dus een collega van Jan Slootman. Hij had woonde in de Leidsekruisstraat bij de Prinsengracht, om de hoek dus bij Jan en Angenietje. Mogelijk werkten ze samen in dezelfde smidse.
Op deze kaart is duidelijk te zien dat Angenietje Swarthof het grootste deel van haar leven dicht bij het Aalmoezeniersweeshuis gewoond heeft. Eerst in de Lange Leidsedwarsstraat (paarse stip), daarna aan de andere kant van het Aalmoezeniersweeshuis in de Passeerderdwarsstraat (groene stip) en vervolgens in de Moerbeiengang op de Looiersgracht (roze stip). Joseph Fredriks, de smid-collega van Jan Slootman woonde in de Leidsekruisstraat (gele stip).
Min voor het Aalmoezeniersweeshuis De kleine Jozef overlijdt aan koorts. De opgave voor het MOB wordt gedaan door Grietje Mulder, een buurvouw of vriendin van Angenietje. Angenietje blijft achter met vier kinderen die inmiddels 13, 9, 8 en 5 jaar zijn.
De tijden zijn zwaar. Nederland is verwikkeld in de Vierde Engelse Oorlog. De economie heeft daar onder te lijden. Sommige moeders die in vergelijkbare situaties als Angenietje verkeren, zien geen kans hun kinderen te voeden en leggen hun kind te vondeling. Angenietje maakt een andere keus. Ze meldt zich drie maanden na het overlijden van Jozef, aan bij het Aalmoezeniersweeshuis als min. Omdat haar jongste kind geen borstvoedingskind meer was, gaat ze zich richten op het opvangen van oudere kinderen. Dat veroorzaakt een grote verandering in haar gezin. Niet alleen moeder Angenietje moet leven met een vreemd kind in huis, ook haar eigen kinderen moeten daar mee omgaan. Dat zal zeker niet altijd makkelijk zijn geweest voor hen.
Het eerste Aalmoezeniersweeshuiskindje dat bij Angenietje ondergebracht werd, was de vierjarige Angenietje Vessino.
De inschrijving in het Uitbesteed bij de Minnenboek van Angenietje Vessino bij Angenietje Swarthof op 23 januari 1782. Drieënhalf jaar later ging het meisje naar het weeshuis.
Nadat ze onderzocht is door de weeshuisarts, wordt Angenietje geaccepteerd als min. Het eerste kindje dat ze krijgt komt op 23 januari 1782 bij haar in huis. Het is een vierjarig meisje dat toevallig dezelfde voornaam heeft als Angenietje. Dit meisje, Angenietje Vessino is een weesmeisje. Haar vader is overleden toen zij een jaar was en haar moeder is begraven, drie dagen voordat de kleine Angenietje met haar 3 oudere zusjes opgenomen wordt in het Aalmoezeniersweeshuis. Haar oudste zusje is 11 jaar en wordt op het Grootmeisjeshuis geplaatst, de andere twee op het Kinderhuis. Angenietje blijft drie jaar in het gezin Slootman en gaat dan ook naar het Kinderhuis. Kennelijk is Jan Slootman geen onbekende geweest voor het Aalmoezeniersweeshuis. Angenietje wordt door de kantoorjuffrouw die het boek bijhoudt waarin vermeld wordt bij wie een kind geplaatst is, de eerste jaren steevast de weduwe Slotemaker genoemd. Vermoedelijk is deze verschrijving een contaminatie van de echte achternaam Slootman en het beroep van Jan Slootman, smid en slotenmaker. Na een paar jaar wordt Angenietje aangeduid als de smids weduwe of als de weduwe Slootman. Omdat het gezin Slootman dicht bij het Aalmoezeniersweeshuis woonde, zal Jan misschien af en toe klusjes gedaan hebben voor het weeshuis. Hij is echter nooit officieel benoemd als de weeshuissmid.
Omdat van de bijdrage voor de opvang van één kind geen gezin onderhouden kan worden, is Angenietje genoodzaakt meer kinderen in huis te nemen. Voor het kleine Angenietje krijgt ze f60 voor het hele jaar. Om een gezin te onderhouden zal ze rond de f250 moeten verdienen. Het tweede kindje dat ze in huis krijgt, is een acht dagen oud meisje dat er ellendig aan toe is. Dit kindje is niet meer te redden en het overlijdt 13 dagen nadat het door Angenietje is opgenomen.
Gelijk in dit eerste jaar al, wordt de grote kracht van Angenietje duidelijk. Ze krijgt in 1782 in totaal 6 kinderen in huis. Behalve het pasgeboren meisje, krijgt ze nog twee kinderen die bij andere minnen in huis waren geweest. De kleine Hester Geluk die als 3 maanden oud baby’tje opgenomen werd, overleed bij Angenietje toen ze 9 maanden oud was. Angenietje was haar derde min! Zij en het andere verplaatste kindje waren waarschijnlijk bij de andere min weggehaald, omdat hun gezondheid erg achteruit gegaan was. Zij overlijden niet lang nadat ze bij Angenietje in huis gekomen waren. In september 1782 krijgt ze een driejarig meisje in huis dat er ook beroerd aan toe is. Angenietje weet haar weer te laten aansterken, maar uiteindelijk overlijdt ook dit meisje twee jaar later aan tbc. Mogelijk is dit de ziekte geweest die haar ellendige toestand veroorzaakt had, waardoor ze bij Angenietje geplaatst werd.
In buurt HH heeft Angenietje na het overlijden van haar man de rest van haar leven gewoond. De Moerbeiengang op de Looiersgracht waar ze de langste tijd woonde bevond zich op de plek waar de Stoom Suikerraffinaderij gebouwd werd. Ongeveer tussen de woorden Stoom en Suiker.
Angenietje moest na de dood van Jan de smederij waar het gezin woonde, verlaten. Ze ging in de Passeerdersstraat wonen. In de loop van het eerste jaar als Aalmoezeniersweeshuismin verhuisde ze weer, nu naar de Looiersgracht, naar de Morellengang. Dat adres had ze tot 1785. Waarschijnlijk heeft de kantoorjuffrouw de Moerbeiengang abusievelijk Morellengang genoemd en kwam ze daar in 1785 achter of veranderde de naam van de gang in dat jaar. Vanaf dat jaar hadden de minnen die in de Morellengang woonden, als adres de Moerbeiengang. Ook Willemijn Lamair, oftewel Willemijn op de Looiersgracht, een andere belangrijke min woonde eveneens op de Looiersgracht in de Moerbeiengang. De rest van haar leven woonde Angenietje in de Moerbeiengang.
In haar eerste minnenjaar kreeg Angenietje 6 kinderen in huis. Daarvan overleden er vijf. In 1783 kreeg ze zeven kinderen. Slechts 1 kind kon ze aan het weeshuis overdragen. Dit meisje was een halfwees. Ze was drieënhalf jaar. Haar moeder was overleden en haar vader was als matroos op weg naar Oost-Indië. De andere kinderen waren er teer, ellendig of zeer ellendig aan toe bij inname. Twee kinderen waren eerst bij een andere min. Kortom het was een zwaar jaar geweest voor Angenietje. Ze had buiten haar eigen kinderen nog twee Aalmoezeniersweeshuiskinderen van drieënhalf en vijf jaar blijvend te verzorgen gehad.
Zwakkere kinderen
De eerste jaren, toen haar kinderen nog jonger waren, had ze permanent twee of drie kinderen in huis. Dat leverde haar een jaarinkomen op variërend van f120 tot f180. Bovenop deze verdiensten kwam nog de vergoeding voor de kinderen die er slecht aan toe waren en kortere tijd in het gezin verbleven, voordat ze overleden. Met name die aantallen zwakke kinderen moeten onrust in huis veroorzaakt hebben.
Leonardus van den Engh was 6 maanden oud, toen zijn moeder hem op een stoep aan de overzijde van het Aalmoezeniersweeshuis achterliet. Ze gaf hem geen briefje mee. Mogelijk kon ze niet schrijven. De dienstdoende regent kende hem de naam toe.
De moeder had zo lang mogelijk gewacht om haar kind te vondeling te leggen. Pas toen het er erbarmelijk aan toe was, legde zij hem te vondeling. Hij was er blijkens de inschrijving in het uitbesteedboek ‘elendig’ aan toe. Om die reden en omdat hij al minstens zes maanden was, werd hij bij Angenietje geplaatst. Zij kreeg hem niet meer op de been en drie weken later overleed hij.
Angenietje gaf het overlijden 4 dagen na het overlijden aan. Het kindje was in de tussentijd niet gedoopt en werd zonder naam ingeschreven als ‘een ongedoopt kind van ’t A.M.W. Huijs’. Zijn leeftijd was van een half jaar bijgesteld naar ¾ jaar. Als doodsoorzaak werd waterzucht opgegeven. Zoals Leonardus heeft Angenietje veel kinderen in huis gehad.
Eigen kinderen
In de jaren 1787 en 1788 had Angenietje 8 tot 10 kinderen in huis die veel zorg vroegen omdat ze er slecht aan toe waren. Ze overleden na kortere of langere tijd. In zo’n druk gezin zullen de eigen kinderen hun steentje hebben moeten bijdragen. Met name zal Grietje, de oudste dochter, vaste taken toebedeeld hebben gekregen. Maar ook de andere kinderen werden ingeschakeld. Zo gaven dochter Anna Maria en zoon Hendrik het overlijden aan voor het Middel op begraven. Ze waren toen respectievelijk pas 14 en 13 jaar oud toen ze dat voor de eerste keer deden. De kinderen van Angenietje werden dus ingeschakeld voor het reilen en zeilen van het gezin. Hierin verschilden ze zeer van de kinderen in het Aalmoezeniersweeshuis. Deze leidden een heel strak geregeld leven, waarbij ze moesten leren, maar waarbij ze geen idee kregen wat er nodig was om een huishouden te laten draaien. Voor hen was de overstap naar een zelfstandig leven veel abrupter dan voor de Slootmankinderen, die al doende geleerd hadden een huishouden draaiende te houden.
Vanaf 1788 had Angenietje permanent 4 of 5 kinderen in huis. Dit leverde een jaarsalaris op van f 240 tot f300, wat een gemiddeld inkomen was voor geschoolde arbeid. Dat was een magniefieke prestatie van Angenietje. In de jaren ’90 nam het aantal permanente kinderen toe. Ze was inmiddels verhuisd naar de Moerbeiengang op de Looiersgracht, dichtbij het Aalmoezeniersweeshuis. In 1793 en 1794 had ze 7 kinderen in huis, wat rond de f400 opleverde. In 1794 was het dan ook niet nodig om tere kindjes op te nemen. De leeftijd van Angenietjes kinderen varieerde inmiddels van 17 tot 25 jaar.
Het aantal permanente kinderen dat Angenietje in haar minnencarrière per jaar in huis had.
In 1786 toen Hendrik, haar jongste kind, 20 jaar was, nam Angenietje minder kinderen in huis. Haar inkomen ging omlaag naar f180, maar waarschijnlijk gingen zeker de twee jongsten uit werken en vulden het gezinsinkomen aan. Anna Maria was het huis uitgegaan en woonde op de Nieuwendijk. In 1797 trouwde ze als eerste van de kinderen. Ze was toen 23 jaar. Grietje trouwde een jaar later met Jan Tant. Grietje en Jan bleven bij Angenietje in huis wonen.
Na 1800 gaat het aantal kinderen dat Angenietje opneemt weer omhoog. Dat komt zeker omdat Grietje steeds meer de huisvrouwenrol overneemt. Angenietje is inmiddels 62 jaar en het harde werken zal haar langzamerhand zijn gaan opbreken.
In 1804 zijn er acht permanente Aalmoezeniersweeshuiskinderen in het huisje in de Moerbeiengang te vinden. In de jaren daarvoor en daarna zijn dat er zes. Hiermee verdient Angenietje f360 tot f480. Ze zal wel tegen het probleem aangelopen zijn dat het Aalmoezeniersweeshuis in die tijd slecht betaalde. Niet alleen zullen Angenietje en Grietje op betaling hebben moeten wachten, ze zullen ook meer gevraagd zijn door de regentessen omdat de aantallen vondelingen en verlaten kinderen gigantisch waren en veel minnen hun minnenkinderen terug brachten omdat ze niet betaald werden. Angenietje heeft kennelijk het vertrouwen in de betaling gehouden en positief gereageerd op de smeekbeden van de regentessen om kinderen op te nemen. Wellicht kreeg ze ook een voorkeursbehandeling en werd zij eerder betaald dan minnen die korter in dienst waren.
In de laatste jaren van Angenietjes minschap woonden er veel kinderen bij haar in huis. In 1810 zelfs 11 kinderen! Van de 7 kinderen die ze nog opnam, overleden er 3 terwijl de andere 4 alle naar het Kinderhuis gingen. Dat is wel een groot verschil met haar vroegere jaren toen de meeste kinderen overleden. Angenietje was inmiddels de 70 gepasseerd, dus had ze geen zin meer in de kinderen die er belabberd aan toe waren.
Een van de laatste kinderen van Angenietje, de vondeling Harmanus Mulder, was 5 jaar toen hij bij haar in huis kwam. Hij ging pas vier maanden na haar dood naar het Kinderhuis. Grietje Tant-Slootman, Angenietjes dochter inde het laatste minnenloon.
Angenietje overleed op 10 maart 1812. Vlak voordat ze overleed werden een paar kinderen verplaatst. Aan de andere kant werden er ook kinderen onder haar naam ingeschreven vlak voordat ze overleed. Deze werden niet verplaatst na haar overlijden, omdat Grietje de zorg voortzette. Zij bleef min voor het Aalmoezeniersweeshuis tot de opheffing ervan. Grietjes laatste minnenkinderen gingen terug naar de moeder of werden naar Veenhuizen afgevoerd.
Topmin In totaal is Angenietje 30 jaar min geweest. Van haar vierenveertigste tot haar vierenzeventigste. Ze had 126 kinderen in huis. Gedurende die 30 jaar had ze gemiddeld 4,2 kind in huis. De meesten werden bij haar geplaatst omdat ze er zeer slecht aan toe waren. Vandaar dat ze soms ook borstvoedingskinderen kreeg. Er werd dan eigenlijk alleen stervensbegeleiding van haar gevraagd. 90 kinderen overleden bij haar, 26 kon zij aan het weeshuis overdragen, vier gingen terug naar de moeder en slechts drie werden - in de winter van 1799-1800 - verplaatst. Meestal werden kinderen van andere minnen naar Angenietje verplaatst. Wat de reden was dat erin die korte tijd 3 kinderen van Angenietje naar een andere ervaren min verplaatst werden, weet ik niet. Mogelijk was ze zelf ziek.
Niet alle minnen die veel kinderen in huis hadden, hadden een resultaatpatroon zoals Angenietje. Zij was duidelijk gespecialiseerd in de opvang van de allerzwaksten. Daarnaast kreeg ze voldoende oudere en gezondere kinderen te verzorgen om haar een gezinsinkomen te garanderen.
De huwelijksinschrijving van Hendrik Slootman en Jacoba Maria Schreuder. Zjin moeder Angenietje Swarthoff is getuige. Hij woont op het zelfde adres als zijn moeder: ‘op de Loijersgragt voorbij de Passeerder(dwars)straat in de Moerbeijengang’.
Nakomelingen
Via haar dochter Anna Maria en haar zoon Hendrik heeft Angenietje nog nakomelingen in het heden, die geen van alle de naam Slootman dragen. Zij mogen met recht trots op deze bijzondere voormoeder zijn. Zij is een van de grote steunpilaren voor de opvang van de duizenden vondelingen rond 1800. Zij moet een sterke vrouw geweest zijn. Vermoedelijk heeft ze vanuit haar jeugd een houding van kunnen aanpakken, meegekregen. Ze is onder moeilijke omstandigheden niet bij de pakken neer gaan zitten, maar heeft haat schouders eronder gezet. Dat de meeste aan haar toevertrouwde kinderen overleden, ligt niet aan haar. Sterker nog: ze heeft voor 90 kinderen voor wie niemand de zorg op zich wilde nemen omdat ze ten dode opgeschreven waren, het einde dragelijk gemaakt. Hoe sterk moet je zijn om keer op keer zo’n klein wurm in je armen te krijgen en het te zien wegglippen uit het leven. Daarna ging ze ook bijna altijd zelf de aangifte van de dood van het kindje doen, terwijl ze nog meer kinderen in huis had. Waarschijnlijk steunden de minnen die in de Moerbijengang woonden elkaar en pasten ze soms even op de kinderen van de ander als ze een taak buitenshuis te verrichten hadden. En zoals ik al hierboven schilderde, ook haar kinderen zijn sociaal opgevoed. Ze moesten hun steentje bijdragen.
Angenietje Swarthof komt meerdere keren voor in mijn boek Vondelingen, het Aalmoezeniersweeshuis 1780-1830 en is ook een voorbeeldmin op de gelijknamige tentoonstelling Vondelingen, die in 2020 in het Stadsarchief Amsterdam te zien is.