Onderzoek naar vondelingen in het Aalmoezeniersweeshuis

Onderzoek naar vondelingen in het Aalmoezeniersweeshuisarchief (toegangsnummer 343)

Minnen

Er wordt gewerkt aan een minnenindex. Hoe vindt u in de tussentijd uw minnenvoormoeder? Zie hier onderaan.

Over wie vindt u info in het Aalmoezeniersweeshuis-archief?

Het archief van het Aalmoezeniersweeshuis vindt u onder toegangsnummer 343.

  1. Vondelingen, wezen en verlaten kinderen. Dit vindt u onder 2.3 Kinderen
  2. Minnen. Dit vindt u onder 2.3 Kinderen en dan Plaatsing 2.3.2. Voor uitleg over onderzoek naar minnen zie hieronder.
  3. Weeshuispersoneel. Informatie betreffende personeel vindt u onder 2.1 Personeel. Over de periode 1811 tot 1821 heeft Harmen Snel, archivaris van het Stadsarchief Amsterdam, een voortreffelijk artikel geschreven voor Gens Nostra. U kunt dat hier downloaden (met toestemming van de auteur). Harmen Snel, Vondelingen in Amsterdam in de beginperiode van de Burgerlijke Stand (1811-1821), 2011

In het kort:

Om een vondelingvoorouder te vinden moet u het UB-, KH-, of GH-nummer van het kind weten. Waar vindt u die?

  1. Uitbesteednummer (UB): index op innameboeken, Vondelingenboek
  2. Kinderhuisnummer (KH): index op innameboeken, index op Kinderhuisboeken, Vondelingenboek, of bij UB-inschrijving. Als dit mislukt: zoeken naar GH-inschrijving. Daar staat soms vermeld van welk Kinderhuis-nummer het kind komt.
  3. Grootkinderhuisnummer (GH): index op innameboeken, index op Jongens- of Meisjes Grootkinderhuisboeken, Vondelingenboek of bij Kinderhuis-inschrijving.

De eenvoudigste regel om uw voorouder te vinden is: zoek in een index. Helaas is die niet altijd voorhanden of ontbreken er bladzijden. Hieronder vindt u een handleiding over het zoeken in het Aalmoezeniersweeshuisarchief en wat te doen als deze eenvoudige regel geen resultaat oplevert.

Onderzoek naar vondelingen, wezen en verlaten kinderen

De inventaris begint met een toelichting op het archief. Daaronder staat de eigenlijke inventaris. Scrol naar beneden.

Inventaris Aalmoezeniersweeshuis 343

De inventaris van het Aalmoezeniersweeshuis heeft het tegangsnummer 343.

Voor het onderzoek naar vondelingen is vooral 2.3 (Kinderen) onder ‘Stukken betreffende bijzondere onderwerpen’ van belang.

Inventaris Aalmoezeniersweeshuis kinderen

Overzicht van het deel van de inventaris met bronnen rond de kinderen

Rubrieken Kinderdeel Inventaris Aalmoezeniersweeshuis

In het deel over kinderen zijn de rubrieken Opname en Plaatsing vooral belangrijk. Zij bevatten de basisgegevens van de vondeling. Voor vondelingen uit de periode 1784 tot 1828 is ook de rubriek Vondelingen behulpzaam. Uiteraard begint je zoektocht bij de opname van het kind in het weeshuis.

De nummers

Om het kind te kunnen traceren tussen het grote aantal opgenomen kinderen krijgt het een nummer. Dat nummer begint met UB, wat de afkorting is van Uitbesteedboek. In tijden van een grote toevloed aan vondelingen en verlaten kinderen zal een kind een nieuw nummer krijgen. Over het algemeen krijgt het een nummer dat is vrijgekomen door overlijden of uitgaan van een ander kind. Wanneer een boek vol is, wordt het nieuwe boek weer met nummer 1 begonnen. Daardoor is het soms nodig om rond zo’n overgangsjaar zowel in het meest recente boek als in het oudere boek te zoeken, wanneer in beide het nummer voorkomt.

Opname

De gegevens

De inkomende kinderen werden secuur bijgehouden in de Ingenomen kinderenboeken. Bewaard zijn de innameboeken van 1682 tot en met 1827, het jaar dat het weeshuis opgeheven werd. (inventarisnummer 92-189) In de innameboeken heeft elk kind zijn of haar eigen bladzijde. Daarop wordt vermeld:

  • de datum
  • de vindtijd
  • de vindplaats
  • de geschatte leeftijd
  • kopie van een eventueel bij het kind gevonden briefje. Het briefje is erbij geplakt.
  • Wanneer een kind teruggehaald wordt door de moeder, dan wordt dat onderaan genoteerd, met naam van de moeder.
  • Nadat de Fransen de regenten verplicht hadden de kinderen niet alleen gereformeerd te laten dopen, wordt ook de godsdienst van het kind vermeld.
  • Wanneer een kind snel na binnenkomen overlijdt, schrijft de secretaris obiit met de datum van overlijden naast de inschrijving.

Indexen Innameboeken

Om een kind in de Innameboeken te vinden, zijn de alfabetische indexen daarop een hulpmiddel. Ze zijn er alleen niet van alle jaren. De indexen beslaan de jaren 1721-1747 en 1752-1795. Ze zijn alfabetisch op achternaam geordend. Wanneer je voorouder net in een van de ontbrekende jaren opgenomen wordt, kost het meer moeite hem te vinden. Je hebt dan verschillende mogelijkheden:

  • bladeren in het jaar waarvan je weet dat het kind gevonden is.
  • Wanneer het om een pasgeboren kind gaat, kun je eerst zijn doop opzoeken. Dat geeft een indicatie van de datum waarop het kind binnengebracht is. De pasgeboren en ongedoopte kinderen worden aan het begin van elke volgende maand gedoopt. Je hoeft dan alleen de voorgaande maand door te bladeren.
  • Zoeken in de index van het Kinderhuis of van het Grootkinderhuis en dan terug werken. Helaas levert dat niet altijd resultaat op omdat niet alle schoolmeesters die deze boeken bijhielden consequent het nummer uit het vorige boek noteert.
  • Voor de innamejaren 1784 tot 1818 kunt u ook in het Vondelingenboek zoeken. Zie hierna.

Vondelingen 1784 – 1818

In 1809 werd het weeshuis verplicht een apart vondelingenboek bij te houden. Daarin werden de kinderen die op dat moment onder de zorg van het weeshuis vielen met terugwerkende kracht ingeschreven. Daardoor zijn de vondelingen die tussen 1784 en 1818 opgenomen werden, in het vondelingenregister terug te vinden. Er is een index op dit register.

Vondelingenindex Aalmoezeniersweeshuis 1784 -1828

Het vondelingenregister. Vanwege privacyredenen hadden alleen de regenten en de administrateur toegang tot deze boeken

De index is alfabetisch op de eerste letter van de achternaam geordend. Binnen een letter staan de namen chronologisch geordend. Om een kind te vinden, is het zaak de hele lijst met die beginletter door te nemen. Je vindt dan het folionummer waarop het kind in het Vondelingenboek te vinden is. In deze index staan alle nummers waaronder een vondeling is ingeschreven geweest.

Uitbesteding bij de min (282 en 284 - 299)

Uitbesteedboek Aalmoezeniersweeshuis 1783

Uitbesteedboek van mei 1783. Hierin de inschrijving van twee belangrijke minnen: de eerste inschrijving van Willemijn van Mieren, later vaak Willemijn op de Looiersgracht genoemd en de weduwe Slotemaker, waarmee Angenietje Swarthof wordt bedoeld, een andere steunpilaar voor het Aalmoezeniersweeshuis.

Wanneer een kind is ingenomen en nog niet de kinderhuisleeftijd heeft, wordt het bij een min geplaatst. Deze plaatsingen worden in het Uitbesteedboek bijgehouden. De innamedatum heeft u gevonden in het Innameboek. Het enige wat u hoeft te doen is het Uitbesteedboek van dat jaar op die datum open slaan en onder die datum de naam van uw voorouder zoeken.

Gegevens

In het Uitbesteedboek staat genoteerd:

  • bij welke min het kind geplaatst is
  • het adres van de min
  • Eventuele verplaatsingen
  • Meestal ook hoe de uitbesteding ten einde kwam: door overlijden, door de plaatsing ‘in huis’ of door teruggave aan de ouders. Bij ‘inhuisplaatsing’ wordt in sommige periodes ook het Kinderhuisnummer (KH) vermeld.

Hoe toch het Kinderhuisnummer te vinden?

Soms vergeet de kantoorjuffrouw die het boek bijhoudt, de afloop te noteren. Dan weet je niet wat het kinderhuisnummer van het kind is en wordt het lastig zoeken in de kinderhuisboeken. Gelukkig wordt er nog een boek bijgehouden: het Minnenkledingbetaalboek. Hierin wordt bijgehouden wat het kind aan kleding krijgt en wat de min betaald heeft gekregen.

Minnenkledingbetaalboek Aalmoezeniersweeshuis

Het Minnenkledingbetaalboek. Hierin wordt vaak het Kinderhuisnummer van het kind genoemd.

In het Minnenkledingbetaalboek wordt door de meeste secretarissen consequenter bijgehouden hoe de opname eindigt. Helaas is dat niet altijd zo. Met name in de periode na 1798, wanneer er een andere secretaris komt, wordt vaak alleen vermeld dat het kind naar het kinderhuis is gegaan, echter zonder het nummer te vermelden. Behalve dat het Minnenkledingbetaalboek uitkomst kan bieden om alsnog het Kinderhuisnummer te vinden, geeft het ook mooie, extra informatie over wat een kind allemaal aan kleding kreeg en hoeveel aan minnenloon is betaald voor hem of haar. Door het minnenloon van f17:10 is te zien hoe lang het kind borstvoeding heeft gekregen. Natuurlijk kunt u ook in de index op de innameboeken en in die op het vondelingenregister kijken of daar de respectievelijke nummers waaronder het kind is ingeschreven, vermeld zijn.

Kinderhuis

Kinderhuisboek Aalmoezeniersweeshuis Amsterdam

In het Kinderhuisboek wordt het UB-nummer van het kind genoemd

De kinderhuisboeken zijn te vinden onder Plaatsing en Kinderhuisboek.

Het Kinderhuisnummer van een specifiek kind kun je op verschillende manieren vinden:

  1. Van kinderen die direct bij hun opname in het Kinderhuis geplaatst worden is het Kinderhuisnummer in het Innameboek te vinden.
  2. Van de kinderen die bij een min geweest zijn, kunnen we hun Kinderhuisnummer in sommige perioden in het Uitbesteedboek vinden.
  3. Tot 1794 zijn kinderen terug te vinden in de indexen van de Kinderhuisboeken met inventarisnummer 313 – 315.
  4. Om het nummer van kinderen van na 1794 te vinden, biedt de route via de indexen van het Grootkinderhuisboek, soms uitkomst. Sommige schoolmeesters noteerden keurig welk Kinderhuisnummer een kind had.
  5. En natuurlijk het makkelijkst voor vondelingen tussen 1784 en 1818 opgenomen: in de index op het Vondelingenboek

Grootkinderhuis

Index op het register van het Grootjongenshuis Aalmoezeniersweeshuis

Index op het Grootjongenshuisboek van 1797-1828. De namen zijn geordend op voornaam (SAA 343.326)

  • Van kinderen die bij opname direct op het Grootkinderhuis geplaatst, is hun Grootkinderhuis(GH)-nummer in het innameboek te vinden of in de index op de innameboeken.
  • Vaak is het GH-nummer te vinden in het Kinderhuisboek. De schoolmeester noteert naar welk GH-nummer een kind overgeschreven werd.
  • De Groothuiskinderboeken worden door de bovenmeesters van het Jongensgroothuis en het Meisjesgroothuis bijgehouden. [Archief 343.2.3.2 ]

Ze bevatten:

  • De inschrijving in het Grootkinderhuis
  • De leeftijd op die datum
  • Verwijzing naar opgenomen broertjes en zusjes
  • Het einde in de vorm van overlijden, uitgaan met uitzet, plaats en datum van uitbesteding op het platteland, terug naar de ouder, plaatsing bij VOC of leger, weggelopen of uitgezet.
  • Sommige inschrijvingen worden niet afgesloten. Dat betreft kinderen die vanwege mentale of fysieke redenen niet voor zichzelf kunnen zorgen. Zij blijven in het weeshuis. Na 1828 gaan ze over naar de Inrichting voor Stadsbestedelingen (344).

Hoe een kind te vinden in het Grootkinderhuisboek?

  • De meeste Grootkinderhuisboeken bevatten alleen jongens of alleen meisjes. De nummers zijn verdeeld over beide huizen. Het nummer waaronder een jongen geboekt staat, ontbreekt dan in het meisjesgroothuisboek en andersom.
  • De Grootkinderhuisregisters zijn geordend op alfabetische volgorde van voornaam.
  • Niet alle Groothuisboeken bevatten een index. Van sommige jaren ontbreekt een index. Het is dus even zoeken naar de boeken van de jaar waarin het kind opgenomen werd in het Grootkinderhuis.
  • Soms kun je pech hebben: de index ontbreekt of juist de bladzijde die je nodig hebt, is uit het boek verwijderd. Mogelijk biedt het Vondelingenregister (zie hierboven) uitkomst. Zo niet, dan zit er niet anders op dan te bladeren.

Chronologische Index Meisjesgroothuis Aalmoezeniersweeshuis Bladzijden uit de chronologische index van het Meisjesgroothuis 1734-1810

Zoals hier te zien is, geeft deze index (343.335) een goed overzicht van de meisjes op het Groothuis. Zowel hun KH-, als hun GH-nummer worden erin genoemd. Om het meisje te kunnen vinden, moet je haar innamejaar weten, omdat het boek chronologisch is ingedeeld.

Uitbesteding op het platteland

Met uitbesteding op het platteland kregen kinderen te maken die in 1810 tussen de 10 en 16 jaar waren. Kinderen die uitbesteed worden buiten Amsterdam, zijn terug te vinden in het archiefdeel Uitbesteding, inventarisnummer 338 - 357 In 1797 worden 36 kinderen uitbesteed op het platteland. In dit geval Enschede. Als u van een van deze kinderen afstamt, loont het de moeite de correspondentie tussen de regenten en de Enschedese Commissie waaronder de kinderen vielen, door te nemen. Dat geeft in de eerste plaats een beeld van het leven van de kinderen daar en ook worden de kinderen er ook in genoemd. Vanaf 1811 worden de regenten gedwongen kinderen buiten Amsterdam te plaatsen. Veel van deze kinderen hebben nakomelingen achter gelaten in met name het oosten van het land. In het Grootkinderhuisboek staat vermeld naar welke plaats een kind wordt uitbesteed. Onder 340 zijn staten te vinden per plaats van uitbesteding. Hierin is terug te vinden hoe de uitbesteding afgelopen is. Dit kan zijn:

  • Door aflopen van het contract, met uitzet
  • Door weglopen
  • Door overlijden
  • Door teruggestuurd zijn wegens gezondheidsprobleem
  • Door teruggestuurd zijn wegens gedragsproblemen
  • Door overplaatsing naar een andere plaats
  • Door teruggave aan de familie.

Ingekomen stukken

Interessant kan zijn om de brieven te lezen die de plaatselijke verantwoordelijke aan de regenten schreef. Die onthullen veel over de locatie en het leven daar. Met name de kinderen die problemen geven qua gedrag of gezondheid worden besproken. Maar ook voor de andere kinderen een aanrader om door te lezen. Klik hier voor de Ingekomen stukken.

Onderzoek naar minnen in het Aalmoezeniersweeshuisarchief

De tentoonstelling over de vondelingen in 2020 vormde de aanleiding om de “Uitbesteed bij de minnenboeken” te indexeren. Het ligt in de bedoeling die index in 2022/ 2023 toe te voegen aan de indexen van het Stadsarchief. Genealogen kunnen daarmee hun voormoeders vinden via de website van het Stadsarchief Amsterdam. Nakomelingen van vondelingen kunnen uitzoeken of er nog andere kinderen bij de min van hun voorouder in huis waren. De index zal een enorme verrijking van het genealogische verhaal van gewone Amsterdammers betekenen. De index omvat de minnen tussen 1780 en 1828.

Aanvraag informatie minnen 1780 – 1828

Tot de implementatie in de index kunt u informatie over minnenvoorouders en over de min van uw vondelingvoorouder bij mij opvragen. Door de koppeling van het indexbestand aan andere bronnen, kan ik u alle inschrijvingen van een min geven, ook al staat haar naam niet vermeld in het UB. Ook kan ik u de meisjesnaam van een min tussen 1800 en 1828 geven. (Zie hieronder)

Minnen tussen 1780 en 1798

Onvolledige inschrijvingen

In de periode van 1780 tot 1798 bekleedde juffrouw Petronella Sophia van der Put de functie van kantoorjuffrouw of comptoirmoeder. Zij hield in het uitbesteedboek bij wie de kinderen ondergebracht werden. Die informatie was voor intern gebruik. Nu kende zij de minnen persoonlijk. Voor haar was het genoeg te weten dat een kind bij Willemijn op de Looiersgracht of bij Mietje achter het huis was ondergebracht. Zo noteerde zij dit dan ook in het uitbesteedboek. Soms liet ze zelfs de naam weg en noteerde ze alleen het adres. Dit maakt het in eerste instantie onmogelijk de informatie over een min te vinden. Voor mijn onderzoek heb ik alle inschrijvingen tussen 1780 en 1793 ingevoerd. Daardoor kreeg ik het totale plaatje en kon ik de ontbrekende informatie aanvullen. Ook de koppeling aan het Middel op Begraven-archief hielp om de ontbrekende naam van de min te achterhalen. Het is zonder dit archief bijna ondoenlijk om alle inschrijvingen bij een min te achterhalen. Voor nakomelingen van vondelingen levert dit meer informatie op over de min bij wie het kind in huis was.

Meisjesnaam van de minnen

Het grote voordeel van de administratie door juffrouw Van der Put is dat ze bij elke nieuwe min haar met haar meisjesnaam inschrijft met daarbij de toevoeging vrouw van. Hiermee weet u zeker dat dit uw voormoeder is. Bij latere inschrijvingen gebruikt ze dan vaak wel de mansnaam van de min. Wanneer die inschrijving een kindje betreft dat overleden is, dan is er een mogelijkheid om de naam van de min te achterhalen. Minnen doen meestal zelf aangifte van het overlijden bij de administrateur van het Middel op Begraven. U kunt dan rond de overlijdensdatum van het kindje de aangifte zoeken. Mocht het om een pasgeboren en daardoor niet-gedoopt kindje gaan, dan zal het niet onder zijn of haar naam ingeschreven staan, maar als ongedoopt kind van het Aalmoezeniersweeshuis.

Minnen vanaf 1800

Na het overlijden van Petronella van der Put komen er andere ‘comptoirmoeders’ in dienst van het weeshuis. Zij voeren hun uitbesteedadministratie op andere wijze. Ze noemen de minnen alleen nog maar met hun getrouwde naam. Daardoor is lastig hard te maken dat bijvoorbeeld Maria Jansen, Johanna de Jong, Elisabeth Smit, de min is die je zoekt. Gelukkig vond ik voor de periode 1810 -1828 een bron, waardoor ik een lijst heb kunnen samenstellen van 900 minnen met hun eigen naam en die van hun man. Deze is voorlopig alleen te vinden op mijn website.