Elizabeth Kerkhoff

Elizabeth Kerkhoff (1792-1861)

Gevonden

Elizabeth werd op 19 januari 1792 te vondeling gelegd op de Prinsengracht tegenover het Aalmoezeniershuis op de stoep van Lefebvre. Ze werd gevonden ‘s avonds om half 9. Zij was ‘eerstgeboren’. Dat wil zeggen dat ze net geboren was. In haar geval hoefde het weeshuis haar leeftijd niet in te schatten, omdat die op het briefje dat tussen haar kleren of in de doeken waarin ze gewikkeld was, gestoken was, duidelijk vermeld werd. Ze was pas een paar uur oud.

afbeelding

De inschrijving van Elizabeth in het Innameregister

Het briefje dat haar ouders of haar moeder haar meegaven

Het briefje dat haar ouders of haar moeder haar meegaven

Het briefje laat zien dat degene die haar te vondeling heeft gelegd, een geletterd persoon was. Het briefje is in een mooi handschrift geschreven. Het briefje zegt: ‘Dit kind is nog niet gedoopt, is geboren 19 januari. Verzoeken zeer vriendelijk het te laaten doopen: Elizabeth Kerkhoff.’

Dat haar die naam werd meegegeven wil niet zeggen dat ook haar vader of moeder Kerkhoff heette. Vaak werd de naam van het kind veranderd, omdat het te vondeling leggen strafbaar was. Bovendien was de beslissing om je kind te vondeling te leggen behoorlijk ingrijpend. Je deed dat alleen in uiterste nood. De vondelinglegger wilde daarom niet opgespoord worden en het kind terugbezorgd krijgen.

Het feit dat zowel de naam Elizabeth als de naam Kerkhoff niet erg uniek zijn, maakt het achterhalen van de ouders niet mogelijk. De ouders hoeven ook niet in Amsterdam getrouwd te zijn of in Amsterdam te wonen. De moeder kan alleenstaand geweest zijn, wat het vrijwel onmogelijk maakt om haar te vinden.

Vindplaats

De meeste kinderen werden later op de avond door de nachtwachten gevonden, maar omdat Elizabeth in januari te vondeling werd gelegd, kon ze toch onder bescherming van de duisternis op een vroeger tijdstip achtergelaten worden. De noodzaak om snel gevonden te worden was hartje winter erg groot. De winters waren in die tijd erg streng. Zo was enige jaren later, op 31 december 1804, een 11 weken oud jongetje doodgevroren toen hij op de hoek van de Prinsen- en Leidsegracht tegenover het weeshuis was achtergelaten. Vandaar de keuze van de meeste vondelingleggers om dit op zo korte afstand van het Aalmoezeniersweeshuis te doen en bij een woonhuis en niet in een verborgen hoekje in een achteraf straatje of bij een bedrijfspand.

Het is onwaarschijnlijk dat Elizabeth door haar moeder zelf te vondeling is gelegd. Omdat zij net bevallen was, zal iemand anders haar kind naar de Prinsengracht gebracht hebben. Dat kan de vroedvrouw, een oma, de vader, een buur of een andere vertrouweling zijn geweest. Er valt niet veel te zeggen over de situatie van de moeder. Gezien het briefje dat beleefd is opgesteld en van een behoorlijke geletterdheid getuigt, ligt de conclusie voor de hand dat het hier een alleenstaande moeder van betere huize betrof, maar het kan net zo goed zijn dat ze het briefje door iemand anders heeft laten schrijven, zoals de vroedvrouw, die trouwens ook niet per se geletterd hoefde te zijn. Het blijft dus gissen, maar dat ze niet uit een armoedige omgeving kwam, lijkt me voor de hand te liggen. Waarschijnlijk gaat het daarom om een ongehuwde moeder.

Naar de min

Een borstvoedingskindje werd na inname zo snel mogelijk naar een zogende min gebracht. Elizabeth had geluk. Dichtbij het weeshuis woonde Maria Sjoerdsma, of Soursma, zoals ze door het weeshuis wordt genoemd. Zij woonde in de Lange Leidsedwarsstraat bij de Kruisstraat.

afbeelding

De vindplaats Elizabeth Kerkhoff tegenover het Aalmoezeniersweeshuis (rode pijl) en het woonhuis van haar min Maria Sjoerdsma. In de Lange Leidsedwarsstraat bij de Leidsekruisstraat.

afbeelding

afbeelding

De inschrijving in het Uitbesteed bij de minnenboek van Maria Sjoerdsma, de min van Elizabeth.

Maria Sjoerdsma was vier jaar eerder op 24 oktober 1788 getrouwd met Anthonie Koestal. Zij was 31 jaar, geboren in Amsterdam en ze woonde op de Egelantiersgracht, net als haar kersverse echtgenoot. Deze was in Deventer geboren en 5 jaar jonger dan Maria. Zij waren beiden de schrijfkunst machtig.

Vier maanden na hun huwelijk werd hun levenloos geboren kindje begraven op het Westerkerkhof. Een jaar daarna werden ze verblijd met de geboorte van hun dochter Elsje en weer twee jaar later met de geboorte van zoon Jan. Door de geboorte van dit kind was Maria in staat om een pasgeboren baby in huis te nemen. Zij deed dit uiteraard in de eerste plaats om het gezinsinkomen op te vijzelen. Als zogende min kreeg ze daar f70 per jaar voor. Jan is bijna 3 maanden als Elizabeth in het gezin opgenomen wordt. Zij groeit samen op met Jan en Elsje tot de tijd dat Elizabeth het gezin moet verlaten omdat ze naar het Kinderhuis moet.

Doop

Eens per maand werden alle ongedoopte kinderen die in de voorgaande maand in het Aalmoezeniersweeshuis opgenomen waren door de minnen naar de Nieuwe Zijdskapel gebracht om gedoopt te worden. Elizabeth was op 12 februari aan de beurt, samen met nog 20 andere kinderen. Een kinderhuismoeder nam het kind van de min over en hield het ten doop.

afbeelding

afbeelding

Van de 24 kinderen die op 12 februari gedoopt werden, leefden nr 6, 7, 14, 16, 19 en 20 nog in 1814. Van Jacobus van Bueren ontbreekt het spoor na 1814 nog, Louis Ternate liep in 1809 weg uit het weeshuis. Hij bleef ongehuwd. Johanna Stil trouwde in 1814, Sophie van Breda werd ongehuwd moeder, Sara Koop en Elizabeth Kerkhoff trouwden. Zij hebben alle vier hedendaagse nakomelingen. De andere 15 kinderen zijn alle voor 1814 overleden.

Het moet indrukwekkend zijn geweest zo’n massale doopgelegenheid.

afbeelding

De inschrijving van Elizabeth in het Minnenkledingbetaalboek

Het weeshuis hield aantekening van het minnenloon en van de kleding die aan de min voor het minnenkind verstrekt was. Het was handig als een min het kind bij zich had, zodat schoenen gepast konden worden. In het geval van Maria Sjoerdsma was dat te doen. Ze woonde vlak bij het weeshuis. Ze zal ook haar eigen kinderen meegenomen moeten hebben en in een tijd zonder kinderwagens was dat toch wel een heel gezeul, vooral toen Elizabeth en Jan nog niet konden lopen. Uit de aantekening in het Minnenkledingbetaalboek weten we dat Elizabeth een jaar lang borstvoeding kreeg. Zo lang kreeg Maria Sjoerdsma het natte minnenloon. Het was niet altijd zeker dat een min het vreemde kind ook met de borst voedde, maar gezien het feit dat Elizabeth na verloop van tijd naar het Kinderhuis ging, kunnen we ervan uitgaan dat de zorg van Maria goed is geweest. Zij was het enige Aalmoezeniersweeshuiskind dat Maria Sjoerdsma opgenomen heeft. Ze moet het getroffen hebben bij Maria.

Naar het Kinderhuis

De vondelingen en andere kinderen die bij minnen uitbesteed werden, moesten na verloop van tijd naar het Kinderhuis van het Aalmoezeniersweeshuis. De generatie vondelingen van 1792 bleef bij de min tot ze ongeveer vijfenhalf jaar waren. Meestal waren de maanden mei en oktober het moment dat er ruimte in het Kinderhuis kwam en konden er weer minnekinderen geplaatst worden. Elizabeth is een wintervondeling, dus zijn werd in mei 1797 naar het Kinderhuis overgeplaatst.

Voor Elizabeth was er nog een andere reden dat ze op 9 mei 1797 naar het Kinderhuis ging. Maria en Anthonie hadden in oktober 1794 een dochtertje Aleida gekregen. Dat overleed een maand later. Het gezin was inmiddels verhuisd naar de Bloemgracht bij de Lijnbaansgracht. In mei 1797 was Maria hoogzwanger van haar tweede dochtertje Alijda. Zij werd ongeveer 10 dagen nadat Elizabeth het gezin had verlaten, geboren.

Toch heeft Elizabeth geluk gehad dat ze bij Maria en Anthonie Koestal terecht is gekomen. Veel vondelingen werden in hun korte leventje bij de min een of meerdere keren verplaatst. Elizabeth heeft tot haar 5e jaar in een stabiele situatie kunnen leven. Dat heeft grote invloed gehad op haar verdere leven. Opvallend veel vondelingen van het jaar 1792 die niet verplaatst zijn, maar 5 jaar of langer bij dezelfde min konden blijven, waren later in staat om zelf een gezin te stichten.

afbeelding

Het Aalmoezeniersweeshuis in 1758, getekend door Jan Punt, bron SAA

Het is hartverscheurend als je je indenkt wat het moet hebben betekend voor die kindjes van 5½ jaar, die uit hun vertrouwde omgeving werden gehaald en ineens hun plekje moesten zien te veroveren in het grote Aalmoezeniersweeshuis met zijn vele kinderen, met de drukte, de stank, de grote slaapzalen en het strakke regime. Elizabeth werd op 7 mei 1797 ingeschreven in het Kinderhuisboek onder nummer 227. Ze bleef daar tot 6 mei 1802 toen ze 10 jaar was en naar het Grootmeisjeshuis ging.

afbeelding

De Kinderhuisinschrijving van Elizabeth. Ze verbleef daar van 5½ tot 10 jaar.

In het kinderhuis trof ze niet alleen andere vondelingen aan, maar ook kinderen die door de ouders verlaten waren, van wie bijvoorbeeld de moeder overleden was, waarna de vader ervandoor was gegaan of dienst had genomen op de vaart met achterlating van zijn kinderen. Daarnaast waren er kinderen van wie de moeder in het Gasthuis of in het werkhuis was opgenomen en weeskinderen die niet in een van de andere weeshuizen werden toegelaten.

In het Meisjesgroothuis

Als de kinderen een jaar of 10 waren, gingen ze naar het Grootkinderhuis. Elizabeth werd daar op 6 mei 1802 opgenomen onder nummer 792.

afbeelding

De entree in het Meisjesgroothuis van Elizabeth werd door de meisjebovenmeester ingeschreven in 1802.

In het Grootkinderhuis leren de meisjes verder lezen en schrijven. Rekenen werd over het algemeen alleen aan de jongens geleerd. Daarnaast leren de meisjes breien en laken en linnen naaien. Ook helpen ze in het huishouden.

Op eigen benen

Als ze een jaar of 20 zijn verlaten de kinderen het huis. Ze krijgen een uitzet in de vorm van kleding en geld mee. De jongens krijgen ook gereedschappen mee om een beroep uit te oefenen. Velen van hen gaan in militaire dienst. De meisjes worden veelal dienstbode. Elizabeth gaat betrekkelijk laat uit het weeshuis weg: op 2 mei 1813. Ze is dan 21 jaar en ze heeft 16 jaar in het weeshuis gewoond.

Ze gaat als dienstmeisje werken. Bij haar huwelijk acht jaar later werkt ze op de Singel tegenover het Klerenveer als inwonend dienstmeisje. Dit is het gedeelte tussen de Raadhuisstraat en de Gasthuismolensteeg. Het Klerenveer lag daar tegenover. Hiervandaan vertrokken schepen naar de blekerijen in Bennebroek en Heemstede.

afbeelding

Het Klerenveer in 1797. Afb. Jacob Cats, bron SAA 010001000794

afbeelding

De huwelijksinschrijving van Elizabeth en Bartholomeus in 1821

Elizabeth trouwt op 27 november 1821 met Bartholomeus Lesger, godsdienstonderwijzer van beroep. Bartholomeus is 28 jaar en Elizabeth 29 jaar. Ze krijgen drie zonen en een dochter. De oudste zoon die net als zijn vader Bartholomeus heet, is de enige van haar kinderen die de volwassen leeftijd haalt. Zoon Eduard Jacob wordt 6 jaar, dochter Elizabeth Maria 5 maanden en zoon Jan Reinhart Willem een half jaar. In 1852 wordt Elizabeth weduwe. In 1861 overlijdt ze op 69-jarige leeftijd. Ze woont dan in de Tweede Weteringdwarsstraat. Ten tijde van de geboorte van haar kinderen woonde ze in dezelfde buurt, het Noordse Bos, in de Nieuwe Looierstraat.

Naar de nakomelingen van ElizabethElizabeth Kerkhoff (1792-1861)