Abel Weetniet

Abel Weetniet (1791-1859)

Vondst

Op zaterdagavond 11 juni 1791 liep een stadswacht op de Keizersgracht. Het was net 10 uur en de zon was net ondergegaan. Het was stil op straat. De meeste mensen bleven na het invallen van de duisternis liever in huis dan het risico te lopen in een gracht te vallen. De wachter speurde niet alleen naar obscure types met snode plannen, maar zo dicht bij het Aalmoezeniersweeshuis was hij vooral alert op babygehuil. Of op bundeltjes luiers of dozen op de stoepen van de huizen. Daarin kon altijd een pasgeboren baby’tje verborgen zijn. Bij de kruising met de Runstraat hoorde hij gehuil. Dit bleek afkomstig uit een bundeltje doeken. Hij raapte het voorzichtig op en zag een pasgeboren baby’tje. Hij keek om zich heen of hij iemand zag weglopen of op een afstand staan kijken, maar hij zag niemand. Daarop spoedde hij zich naar het Aalmoezeniersweeshuis, een gracht verder, om het kindje af te geven en zijn vindersloon te incasseren. Bij aankomst in het Aalmoezeniersweeshuis overhandigde hij het kindje aan de portier, die hem ondervroeg over waar en wanneer hij het kind gevonden had en welke bijzonderheden hij nog meer van het kind wist. Had hij alles meegenomen wat bij het kind aangetroffen was? De stadswacht kon de portier jammer genoeg niet wijzer maken en hij vertrok weer na zijn 11 stuivers ontvangen te hebben.

Opname

De portier zocht of er een briefje tussen de doeken en in de kleding van het kind verborgen was, maar vond niets. Hij overhandigde het kindje aan de kinderhuismoeder, die het kindje van de kleding ontdeed om verder te zoeken naar een briefje, maar helaas: niets te vinden. Nu het kindje ontkleed was, kon ze ook de leeftijd schatten. De navelstreng was net doorgeknipt: op z’n hoogst pas een paar uur oud dus. Ze probeerde de gezondheidstoestand van het kindje in te schatten en of het tekenen van een overerfde ziekte bij zich droeg. Ze lette daarbij vooral op symptomen van syfilis. Het kindje leek gezond en kon naar een borstvoedende min. Ze kleedde het kindje aan met spullen uit de luiermand die altijd klaar stond om binnengekomen kindjes van alles te voorzien: luier, hemdje, sokjes, mutsje.

Omdat er geen briefje bij het jongetje gevonden was, moest het nog een naam krijgen. De regent die die maand aan de beurt was om nieuwe kinderen van een naam te voorzien, kwam niet verder dat het feit dat er niets van het kind bekend was, als naam te gebruiken. Hij noemde hem Abel Weetniet. Weetniet, niet echt een achternaam om goede sier mee te maken, zeker niet als de kleine Abel wist dat het meisje dat vier dagen later gevonden werd, ook zonder briefje, de naam Anna Weetveel kreeg. Van haar kon de gasthuismin wel achterhalen wie zij was. Weetveel, trouwens ook geen naam om blij van te worden.

afbeelding

De inschrijving van Abel Weetniet in het innameboek van het Aalmoezeniersweeshuis

Bij min Anna Sulkens

Abel had dan geen geluk met zijn naam, hij bofte wel met de min bij wie hij geplaatst werd. Zij woonde in de Noord-Jordaan, in de Engelmansgang op de Anjeliersgracht, de huidige Westerstraat. Anna was 35 jaar toen Abel bij haar kwam wonen en ze had al heel was meegemaakt. Ze was de oudste dochter van Pieter Suijke, uit Hannover en Jannetje Luijges uit Groningen. Van de vijf broertjes en zusjes die na haar geboren waren, was alleen Elsje nog maar in leven. Anna was dertien jaar eerder met Machiel van Laar getrouwd. Hij kwam van Huissen bij Arnhem. Ze kregen zes kinderen. De eerste vijf waren geboren voordat Abel bij hen in huis kwam.

afbeelding

De inschrijving van Abel bij Anna Sulkens in het Uitbesteedboek

Toen Abel bij Anna Sulkens in huis kwam, was haar oudste dochtertje Margaretha overleden (4 jaar), net als haar zonen Pieter (3 maanden) en Machiel (1jaar en 3 maanden). Zij had ook een aantal Aalmoezeniersweeshuiskinderen in huis gehad. Twee van hen waren in huis geplaatst, vijf overleden.

afbeelding

Deze tabel geeft aan met welke kinderen Abel te maken kreeg tijdens zijn verblijf bij Anna Sulkens. De grijs gemarkeerde kinderen zijn de kinderen van Anna Sulkens, de blauwe de overleden Aalmoezenierskinderen en de groene de aan het Kinderhuis overgedragen kinderen. Johannes Senger was naar een andere min verplaatst.

Op 11 juni 1791 toen Abel bij Anna Sulkens arriveerde, woonden daar behalve dochter Jannetje van zevenenhalf jaar de vondeling Johannes Frederik Scheften. Begin dat jaar had ook de vondeling Willem van Veene even bij Anna gewoond, maar hij was overleden. Vondeling Cornelis Livelink was twee maanden bij Anna in huis geweest, maar 8 dagen voordat Abel bij Anna geplaatst werd, overleden.

Anna Sulkens was een belangrijke min voor het weeshuis. Abel had het geluk dat hij al de tijd die hij geacht werd bij een min te verblijven, bij Anna in huis bleef. Hij had daardoor de kans de eerste cruciale jaren van zijn leven op te groeien in een gewoon gezin. Hij werd goed verzorgd en kon een hechtingsrelatie opbouwen met Anna. Dat Anna een goede min was, blijkt uit het feit dat ze hem niet discrimineerde ten voordele van haar eigen kinderen. Anna had veel vondelingen in huis. Sommigen overleden, maar het tragische was dat ook haar eigen kinderen overleden. Toen Abel in huis kwam, waren alleen Jannetje, het een na oudste dochtertje, en Catrina van tweeënhalve maand, nog leven. De geboorte van Catrina maakte de opname van Abel in het gezin mogelijk, omdat Anna Sulkens borstvoeding te geven had. Het was Catrina en niet de vondeling die ruim vijf maanden later overleed.

Naam officieel door doop

Nadat Abel opgenomen was in het gezin van Anna en Machiel van Laar, moest hij nog gedoopt worden. Een keer per maand werden alle kinderen nieuw opgenomen en ongedoopte kinderen in de Nieuwezijds kapel gedoopt. Ruim een maand na zijn inname, op 19 juli 1791 werd Abel gedoopt. Anna moest hem naar de kapel brengen. Of misschien deed Machiel dat wel. De minnen hileden het aan hen toevertrouwde kind niet zelf ten doop. Dat deden de kinderhuismoeder en de kinderschoolmeester. Een kind viel de eer te beurt door een regent ten doop gehouden te worden. Zo niet Abel. De regent had Gillis Kuijt gekozen, die een dag eerder dan Abel was ingenomen. Ook Anna Weetveel werd gedoopt. Van nu af was de naam Abel Weetniet officieel en moest hij het er zijn verdere leven mee doen.

afbeelding

Tegelijk met Abel werden nog 17 andere kinderen gedoopt. Gilles Kuijt (hier abusievelijk als Kruijt vermeld) werd door regent Hermanus van der Keere ten doop gehouden. De andere kinderen door kinderhuismoeder Geertruij Stempel.

afbeelding

De Nieuwezijds Kapel van binnen. Hier werden de Aalmoezeniersweeshuiskinderen gedoopt.

Tijdens zijn verblijf bij Anna Sulkens was Abel dus niet het enige Aalmoezenierskind. • Johannes Frederik Scheften was een jaar eerder bij Anna gekomen. Met hem groeide Abel 4 jaar op. • Van het baby’tje Johannes Franciscus Blank dat een jaar na Abel kwam, zal hij zich niet zo bewust zijn geweest. Deze overleed al snel, net als Johannes Kibke die ook een jaar na hem kwam. • Toen Abel 2 jaar was, verscheen Johanna van Lee in huis. Zij bleef ook maar kort. Ze overleed aan de pokken. • Toen Abel 4 jaar was, vertrok Johannes Scheften en was hij nog het enige Aalmoezenierskind in huis. • Een half jaar voordat Abel naar het Kinderhuis ging, werd zoon Willem geboren. Of Abel contact heeft kunnen houden met Anna en haar gezin heb ik niet kunnen achterhalen.

In het Aalmoezeniersweeshuis

In het Aalmoezeniersweeshuis doorliep Abel eerst het Kinderhuis van 25 mei 1796 tot 18 mei 1801. (Van bijna 5 tot bijna 10 jaar) Daarna ging hij naar het Grootjongenshuis. Hij was waarschijnlijk een ijverige leerling, want hij krijgt de schrijfkunst goed onder de knie afgaand op zijn solide handtekening in zijn latere leven. Waarschijnlijk leerde hij op de werkplaats van het Aalmoezeniersweeshuis het schoenmakersvak.

afbeelding

Dat Abel de schrijfkunst uitstekend geleerd heeft, blijkt uit zijn duidelijke en evenwichtige handtekening onder de overlijdensaangifte van zijn jongste zoon in 1839.

In juli 1809 veranderde zijn leven drastisch. Koning Lodewijk Napoleon probeerde de dienstplicht waar zijn broer keizer Napoleon op aandrong, uit te stellen door vondelingen en weesjongens te verplichten dienst te nemen in het Franse leger. Dit leidde tot veel rumoer onder de Amsterdamse bevolking en tot onrust onder de Aalmoezeniersweeshuisjongens. Een aantal jongens probeerden door de klok op de jongensplaats te luiden de Amsterdamse bevolking op te roepen te komen protesteren tegen de opzending. Waarschijnlijk hoorde Abel, die dan 18 jaar is, niet tot hen, want hij had zich ‘vrijwillig’ opgegeven om naar ’s Konings Kweekschool te Utrecht te gaan om daar een militaire opleiding te krijgen.

Abel werd met de andere jongens ’s nacht om half 2 wakker gemaakt, en nadat ze zich reisvaardig hadden gemaakt door de regenten toegesproken, waarna ze f10 kregen. Daarop werden ze onder toezicht van de burgerwacht en van de burgemeesters die zich aan de overzijde van het Prinsengracht in het huis Vriesland hadden geposteerd, naar klaarliggende schuiten gebracht, waarna ze zo snel mogelijk de stad uitvoeren naar Utrecht. (Zie voor meer informatie mijn boek of het artikel elders op deze website)

Abel in het Franse leger

Daar aangekomen werden de jongens gekeurd, wat nogal wat tijd in beslag nam en de volgende dag doorging. Abel werd naar Amersfoort gebracht waar hij als pupil toegevoegd werd aan het Legioen Velites om zijn opleiding tot militair te krijgen.

afbeelding

Pupillen van de Grande Armee. (Bron NMM 00102040)

Hij doet het goed en op 1 september 1812 wordt hij bevorderd tot korporaal. Hij is dan 21 jaar. Wanneer en hoe hij in Frankrijk is geraakt, heb ik nog niet kunnen achterhalen. In 1813 is hij in ieder geval in Frankrijk. Hij werd in het 1e regiment voltigeurs geplaatst. Een voltigeur maakte in de Napoleontische periode deel uit van de ‘lichte’ infanterist. Voltigeurs waren meestal goede schutters, klein van stuk. Ze werden toegevoegd aan de bataljons infanterie van linie en ingezet om voor de linie te uit te gaan en de bevelvoerders van de vijand uit te schakelen, zodat het vijandelijke leger ontregeld raakt.

afbeelding

Figuur 6 Voltigeurs in het Franse leger. (Bron NMM 00102034)

In die rol vecht hij waarschijnlijk mee in Duitsland bij Lutzen en Leipzig. Op 20 juni 1814, na het definitief verslaan van Napoleon twee maanden eerder, keert Abel terug naar Amsterdam.

Huwelijk en gezin

Teruggekeerd in Amsterdam pakt hij zijn leven weer op. Waarschijnlijk gaat hij aan de slag als schilder. Tien jaar later ontmoet hij Johanna Maria Uijtenhout. Zij is 18 jaar oud en werkster. Haar vader, Antonie Uijtenhout, die in Leiden geboren was, is overleden. Haar moeder verdient de kost als schoonmaakster. Joanna is de jongste van acht kinderen. Ze trouwen op 3 november 1824. Abel is dan 33 jaar. Hun huwelijk blijft nog even kinderloos, maar na bijna drie jaar wordt dochter Anna Maria geboren. Ze wonen in de Violettenstraat op nummer 194, niet ver van de plek waar Abel bij Anna Sulkens heeft gewoond. Anderhalf jaar later volgt Catharina Maria Johanna en ruim een jaar daarna Catharina Maria Joanna.

Abel is in het Aalmoezeniersweeshuis opgevoed in de gereformeerde godsdienst. Dat was in zijn tijd nog standaard. Zijn vrouw is echter van katholieke huize en zijn kinderen worden daarom allemaal katholiek gedoopt en opgevoed. In 1835, zes jaar na de laatste, wordt zijn vierde dochter Elisabeth geboren, in 1837 zijn eerste zoon Abel Hendrikus Johannis en een jaar daarna zijn vijfde dochter, Maria Hendrica.

Commies

Of Abel al die tijd zijn gezin heeft kunnen onderhouden van het schilderen of dat hij andere werkzaamheden heeft gedaan is me niet bekend. Ergens na de geboorte van zijn zoon moet hij behoefte gevoeld hebben aan een carrièreswitch. Hij verlaat Amsterdam in 1837 met achterlating van zijn gezin. Hij vestigt zich op West-Terschelling. Hij werkt daar als commies. Omdat de smokkelarij aan de grenzen welig tiert, is al in 1814 het Korps Grensjagers opgericht dat voornamelijk bestond uit voormalige militairen. Eerst aan de oostelijke grens, maar daarna ook aan de noordelijke grens op de Waddeneilanden. Abel gaat dus op smokkelaars jagen op de Waddeneilanden.

Hij wordt eerst gestationeerd op West-Terschelling. Tijdens zijn afwezigheid wordt in Amsterdam zijn vijfde dochter Maria Hendrica geboren op 18 augustus 1838. Ruim een maand later verkast Abel naar Vlieland. Weer twee maanden verhuist hij naar Hippolytushoef op Wieringen, dat in die tijd nog een eiland was.

afbeelding

Kaart van Wieringen in 1828 (bron NHA 1688)

Zijn gezin voegt zich daar bij hem. Een jaar na hun vestiging op Wieringen overlijdt Abels zoontje Abel op tweejarige leeftijd. Bij de aangifte van zijn overlijden wordt Abel vergezeld door een agent van politie. Inmiddels is hij al 48 jaar.

afbeelding

Gezicht op Hippolytushoef in 1778. Tekening door Pieter van Cuyck. (Bron NHA 5029)

Wanneer zijn tweede zoontje geboren wordt in 1841 heeft het gezin in de voorgaande tijd de overstap gemaakt naar Texel. Johannes Albertus wordt in Den Burg geboren. Ook deze zoon is naar Abel vernoemd, maar zijn naam is iets wereldser gemaakt Albertus. Abel heeft dan ook zijn eigen naam gewijzigd in Albert. Mogelijk dat hij de naam Abel toch als te stigmatiserend ervoer, zeker in combinatie met zijn achternaam. Hij zal zich daardoor te veel herkenbaar als vondeling hebben gevoeld. Net als andere vondelingen, zoals Lammert Möllendonn, Karel Nieuwbarn en Pieter van Koot, die namen van ouders opgaven bij hun inschrijving in de militaire registers, wilde hij gewoon zijn.

Ook in Den Burg is het verblijf maar tijdelijk. Het gezin verhuist naar Vlieland. Ze wonen daar in de Grote straat. Hier wordt Abels laatste kind, Magdalena Maria, op 19 januari 1845 geboren. Bij de aangifte zijn zijn twee getuigen beide loods. Door het werk als commies is Abel ambtenaar in dienst van het rijk geworden. Hij heeft daardoor een kennissen- en vriendenkring gekregen van eveneens rijksambtenaren. In 1853 geeft hij als beroep rijksambtenaar op.

afbeelding

Cockdorp in 1843 (Bron NHA)

In 1850 is Abel weer op Texel gestationeerd, in het noorden in Cocksdorp. Hij woont daar op nr 115. Op 2 oktober 1859 overlijdt hij in Cocksdorp. Hij is dan 68 jaar. Zijn vrouw is 54 jaar. Hun kinderen zijn getrouwd, op de jongste na. Zij overleed ongehuwd op 73-jarige leeftijd te Haarlem. Dochter Catharina bleef in Den Helder wonen, evenals Maria Hendrika. Dochter Elisabeth bleef ook in Den Helder, maar overleed waarschijnlijk in Amsterdam. De twee oudste dochters trokken na hun huwelijk met een Texelaar naar Amsterdam evenals hun broer Johannes Albertus. De laatste was zeeman, en bleef eerst in Den Helder wonen, maar naar overgestapt te zijn naar het beroep van scheepstimmerman trok ook hij naar Amsterdam.

Johanna Maria Uijtenhout, Abels echtgenote, overleefde hem 14 jaar en overleed in Den Helder in 1873, waar ze waarschijnlijk bij een van haar dochters of bij haar zoon was ingetrokken.

Alles overziend

Abel moet een echte doordouwer geweest zijn. Hij overleefde niet alleen, iets wat het grootste deel van de vondelingen niet kon zeggen, maar hij was zelfs succesvol. Hij trouwde, kreeg een gezin, was eerst schilder in Amsterdam en uiteindelijk rijksambtenaar als commies op de Waddeneilanden. Hij kreeg 8 kinderen, waarvan 2 jongens. Slechts een zoon kon zijn naam doorgeven. Johannes Albertus kreeg wel zonen, maar deze produceerden geen nageslacht. Abels achternaam is niet doorgegeven, gelukkig, maar wel zijn sterke karakter en zijn doorzettingsvermogen.

Dat hij tot een succesvol persoon is uitgegroeid is zeker te danken aan de eerste jaren van zijn leven toen hij door Anna Sulkens werd opgevoed. Zijn nageslacht kan trots zijn op zo’n stevig persoon als voorouder, al zal het het verdwijnen van de naam Weetniet niet betreuren.

Naar de nakomelingen van Abel Weetniet