De naam Geusebroeck
De verschillende schrijfwijzen
Waarschijnlijk zijn er met mij wel meer Geusebroecken die als kind de naam Geusebroeck eigenlijk maar een rare naam vonden. Voor mijn onderzoek was het evenwel een ideale naam: overzichtelijk, omdat hij niet veel voorkomt en omdat iedereen met welke vorm van de naam dan ook tot de familie behoort.
De geuzenbroekenwas.
In de zestiende en zeventiende eeuw werd de naam geschreven zoals men goed dacht. Men schreef Geusebroeck, Gheusebroeck, Ghuesebroeck of Guesebroeck. Sommige Geusebroecken zelf schreven de naam als Geusebrek of Geusebrok, hetgeen òf gewoon een verschrijving kan zijn geweest ofwel bij sommige een uiting van een slechte beheersing van de schrijfkunst. Ook de achttiende eeuw kende geen vaste schrijfvorm. Na 1811, na de invoering van de Burgerlijke Stand, was het wel de gewoonte om de naam consequent op de zelfde manier te schrijven. De verschillende schrijfwijzen van de naam Geusebroeck stammen evenwel juist uit de negentiende eeuw. Halverwege de achttiende eeuw begonnen de Geusebroecken uit te zwermen over Noord-Holland. Het lag er maar net aan waar iemand terecht kwam, hoe de naam geschreven werd. Degene die de inschrijvingen in de Burgerlijke Stand verzorgde, bepaalde namelijk de schrijfwijze van de naam. Zo wordt de tak die via Obdam in Blokker terechtkwam nu nog met -sen geschreven.
De geboorteaangifte van Maartje Geusenbroek in 1864.
De tak die het langst in Hoorn is blijven wonen, heeft de -zen-vorm.
De geboorteaangifte van Dirk Geuzenbroek in 1861.
Alle Medemblikkers heten Geusebroek.
De geboorteaangifte van Jan Geusebroek in 1860.
Wanneer families verhuisden van de ene plaats naar de andere, kon het gebeuren dat er zelfs binnen een gezin verschillende schrijfwijzen ontstonden. Zo woonden mijn overgrootouders Jacob Geusebroek en Margaretha Deuling in Groningen toen zij hun eerste kinderen kregen. Daar werden de kinderen in het geboorteregister opgenomen onder de naam Geusebroek. Daarna verhuisden ze naar Edam. De ambtenaar van de Burgerlijke Stand die daar dienst deed, schreef de hele familie in onder de naam Geuzebroek. Voor degenen die al Geusebroek heetten, had dat geen consequenties. Voor mijn opa die daar geboren werd echter wel: als enige van de familie werd zijn naam met een -z geschreven. Dergelijke verhalen kunnen voor meer families verteld worden. Je kunt in dit soort gevallen niet spreken van verschrijvingen. De enige echte verschrijving maakte een ambtenaar van de Burgerlijke Stand van Amsterdam toen hij in de huwelijksakte van Dirk-Jan Geusebroek in 1902 diens naam als Geussebroek neerschreef. Tot zijn dood toe is Dirk-Jan verder Geussebroek blijven heten.
Uit het voorgaande blijkt wel dat het, door de hoge verhuisfrequentie van de negentiende eeuw, niet altijd even makkelijk was de juiste spelling van de negentiende-eeuwse Geusebroecken te bepalen. Ik hoop dat ik hun twintigste-eeuwse nakomelingen in ieder geval bij de juiste naam genoemd hebt in de genealogie. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, dan hoor ik dat graag. In deze geschiedenis houd ik zoveel mogelijk de schrijfwijze Geusebroek aan als ik het over naam in het algemeen heb, omdat dit de meest voorkomende schrijfwijze is en het dichtst bij de oorspronkelijke schrijfwijze staat.
De betekenis van de naam Geusebroeck
De vraag “wat betekent de naam Geusebroeck” zal bij veel Geusebroeken wel eens door het hoofd gespeeld hebben. In de diverse takken van de familie doen hierover verschillende verhalen de ronde.
Dit verhaal werd bij ons in de familie verteld: Geus zou slecht betekenen en broek is laag moerassig land, dus Geusebroeck zou dan slecht, onbruikbaar land zijn. Deze betekenis heeft een historische kern, zoals verderop zal blijken. Een andere verklaring hoorde ik van ds. J.A.Geusebroek uit Haren. Geus zou een verbastering zijn van de mansnaam Gose. De naam zou dan betekenen: Broekland van Gose. Toch lijkt deze verklaring me niet de juiste om de eenvoudige reden dat ik in de zestiende- en zeventiende-eeuwse bronnen nog nooit de naam Gose in West-Friesland ben tegengekomen.
De meest voorkomende verklaring en tevens de meest romantische is de volgende: Broek is een typische Hollands landschap (alhoewel ook op de Oost-Nederlandse veengronden broeklanden voorkomen). Het is laag gelegen, drassig en moeilijk toegankelijk door zijn begroeiing met riet en lage wilgen- en berkenbosjes. Het zou destijds dus een prima schuilplaats hebben geboden aan de Geuzen zoals de mensen die de Protestantse godsdienst aanhingen in de zestiende eeuw genoemd werden. Maar wat heeft dit met die oudste Geusebroeck die de naam aannam te maken?
De oudste Geusebroecken woonden in West-Friesland. De vraag is dus allereerst of er Geuzen actief zijn geweest in West-Friesland en of de eerste Geusebroeck iets met hen uit te staan heeft gehad. Was hij een Geus? Toen de protestantse godsdienst nog verboden was halverwege de zestiende eeuw hielden de protestanten verborgen godsdienstige bijeenkomsten, de zogenaamde hagenpreken.
Hagenpreek bij Antwerpen in 1566, uit Pieter Christiaenszoon Bor, Nederlantsche oorloghen, 1621
Theodoor Velius, die in 1617 de geschiedenis van Hoorn schreef, vertelt over de eerste hagenpreken die in 1566 gehouden werden het volgende:
“Omtrent Sint Jan in de somer wert hier de eerste openbare predicatie bij (=door) de Gereformeerden gedaen met groote toeloop des volckc, soo uijt de stadt, als uijt alle dorpen hier omtrent, (…).De Predicant was eenen Jan Aertsz anders de Mandemaeker ghenaemt, en de vergaderinge geschiede buijten de steed, opt velt voor de Reguliers, (=Reguliersklooster) dat men over gaet, als men van Blocker nae Swaeg en de Bangert te voet wil passeren.”
Op 14 september 1566 begon Clemment Maertsz, een ex-pastoor te preken op Keern, op Jaeps erf gelegen ten noorden van het “Sieckhuijs”, vermeldt Velius. Er zijn dus wel degelijk hagenpreken gehouden op het West-Friese platteland rond Hoorn. Dit is een belangrijk gegeven. Het brengt de betekenis iets dichterbij.
Gekoppeld aan deze betekenis wordt vaak verondersteld dat de Geusebroecken kennelijk tot die Geuzen behoord hebben of er op zijn minst mee gesympathiseerd hebben. Dit is nog maar de vraag. De Geusebroecken van de zeventiende eeuw waren verrassend genoeg Rooms-Katholiek. Of de zestiende-eeuwse Geusebroecken dat ook waren betwijfel ik, maar harde bewijzen daarvoor heb ik niet kunnen vinden.
terug
Geuzenbroek, het stuk land
Winkler veronderstelt in ‘Nederlandsche Geslachtsnamen’ dat Geusebroek een geografische (=aardrijkskundige) naam is. Voor die veronderstelling heb ik het bewijs gevonden.
Voordat West-Friesland verkaveld werd, zijn een aantal mensen in opdracht van het Instituut voor Naamkunde, het Meertensinstituut te Amsterdam, de boerderijen in deze streek langs gegaan. Ze vroegen de mensen of ze namen kenden van de bouw- en weilanden die men in bezit had. Die namen zijn vaak eeuwenoud. Ze verdwenen voor een groot deel bij deze ingrijpende herindeling van het land. In de kaarten die daarvan gemaakt zijn, vond ik Geuzenbroek als naam van een weiland in West-Friesland in de tegenwoordige gemeente Westwoud, gelegen ten zuiden van de Zwaagdijk. Opvallend is dat aan de andere kant van de Zwaagdijk, op dezelfde hoogte als het landje Geuzebroek, nog een stukje land ligt, waarin het woord geus voorkomt, nl. het Geuzestukje. Kennelijk zijn hier dus Geuzen actief geweest.
Nu moet echter nog een relatie tussen Pieter Jacobsz Geuzebroeck en dit stuk land gevonden worden. Maar eerst nog iets over het land zelf. In het tiende penningkohier (=register waarin is vastgelegd wie deze belasting betaalde en hoeveel) van 1562 van Westwoud vond ik een vermelding van de bodemgesteldheid van dit gebied.
De belastinginners die proberen de aanslag op de beurzen van henzelf en die van hun dorpsgenoten zo laag mogelijk te houden, klagen er in hun voorwoord over dat dit gebied vaak hoge kosten heeft in de strijd tegen het water. De molens die het land droog moeten houden, zijn vaak niet in staat al het water buiten de dijken te houden. Het land is dan ook op de lagere delen vaak slecht van kwaliteit. Het is niet goed te gebruiken als bouwland.
Van het land aan de Zwaagdijk, in ‘de banne (=rechtsgebied) van Oudijck’ zoals dat in die tijd heette, waarin ook het weiland Geuzebroek ligt, wordt het volgende gezegd:
“Hierna volgen die uijterlande in de banne van Oudijck benoorden den weg streckende an die Zwagedijck welcke landen zeer ongelijck van deugt zijn, want het eertijts eensdeels rietlant geweest is Ende nu zeer snood (=slecht) ende arch graslant is, ende eensdeels noch zeer arch rietlant is, daar zeer weijnich vruchts van compt.” Deze aantekening dateert dus van voor het ontstaan van de Geuzen. Immers, de heffing van de tiende penning heeft veel bijgedragen aan de onvrede van de Hollanders tegen de Spanjaarden. De tiende penning was een Spaanse vinding. Pas vier jaar nadat deze woorden werden geschreven werd het smeekschrift der edelen aan Margaretha van Parma, de landvoogdes, aan geboden. Hierbij werden de onsterfelijke woorden: “Ils ne sont que de gueux” (= Het zijn slechts bedelaars.) gesproken. Toen pas vond de beeldenstorm plaats en begonnen de hagenpreken.
Uit de beschrijving in het kohier van de tiende penning blijkt duidelijk, dat het land in de banne van Oudijck met zijn riet en drassige bodem uitermate geschikt was voor het houden van hagenpreken en als schuilplaats voor Geuzen. Waarmee de romantische betekenis de meest waarschijnlijke wordt.
Toch blijven we nog met vraag zitten: Hoe komen wij nu aan die naam? Is het zo geweest dat een van onze voorouders als Geus actief is geweest, waardoor die naam aan het land gekoppeld is geworden? Of is het zo dat een van onze voorouders het land onder de Zwaagdijk in zijn bezit had en daar zijn naam aan ontleend heeft? Om dit te weten te komen heb ik gezocht in het oud-rechtelijke archief van Hoorn, Blokker en Westwoud. Hierin kun je verkoopaktes aantreffen van stukken land. Helaas zijn deze archieven erg slecht bewaard gebleven en de kans dat jouw akte net ontbreekt is groot. Ik heb dan ook geen verkoop of vererving gevonden van een stuk land met de naam Geusebroeck.
Wel vond Piet Boon, archiefbeambte van het West-Friese streekarchief, voor mij in het 30e/40e penningkohier (=registratie van belasting verschuldigd bij landtransacties) van 1627 van Oosterblokker dat Pieter Jacobsz Geusebroeck, de oudst bekende Geusebroeck, een rentebrief kreeg van Reijnu Reddersdochter, waarvoor hij als borg geeft een land van anderhalf morgen (=1,3 ha) ‘genaempt de Schoot leggende in de banne van den Oudijck benoorden den Oudijcker Gou bij den Swaechdijk’. Of dit bouwland is of weiland wordt niet gezegd.
Wanneer we nu het kaartje met de landnamen van het Meertensinstituut bekijken, dan zien we dat het land dat grenst aan het land Geuzenbroek de Schoot heet. Het zou kunnen zijn dat dit een geheel heeft gevormd met het stuk Geuzenbroek. Of een deel van dit land later is herdoopt, of dat er ook voor 1627 al een stuk land was dat de naam Geusebroeck droeg, heb ik helaas niet kunnen vinden.
Detail van de kaart met de namen van de landerijen tussen Zwaagdijk en Oudijk. Middenin ligt het weiland Geuzebroek (geel, nr.406). Links daarvan ligt het weiland ‘de Skoot’ (groen) dat ooit in het bezit was van Pieter Jacobsz Geusebroeck. Aan de overkant van de Zwaagdijk ligt het ‘Geuzenstukje’ (nr.249). Het blauwe kruisje geeft het Geuzenstukje aan.
Veel landnamen in die tijd zeggen iets over de hoedanigheid of over de eigenaar van het land. Namen als ‘t Kerkelant, Het Lange Stuk, Claverwoud, Pieter Gaelslant, Moeij Meijnislant komen in dit gebied voor. Het is heel waarschijnlijk, dat de naam Geusebroeck dateert uit de jaren zestig van de zestiende eeuw, toen de Geuzen in deze streek actief waren. Misschien dat het na die tijd ontgonnen is geworden en dat Pieter Jacobsz Geusebroeck of diens vader Jacob het land heeft gekocht.
Hiermee blijft de vraag wie nu de naam van wie heeft aangenomen, onbeantwoord. Ik ben geneigd te geloven dat het land eerst zo heette en dat de eigenaar die naam heeft aangenomen. Dit was nl. een veel gebruikte manier om aan een achternaam te komen. Bijv. Lijsbeth Claesdochter, die in 1633 met Jacob Pietersz Geusebroeck trouwde, was de dochter van Claes Fopsz. Deze Claes Fopsz gebruikte lange tijd zijn patroniem (=de toevoeging van zijn vaders naam als een soort achternaam). Wanneer hij zelf allang volwassen zonen heeft, blijkt het mannelijk deel van de familie zich opeens te tooien met de achternaam Hoochlandt. Het blijkt dat Claes Fopsz die van Benningbroek kwam, daar in 1593 een stuk weiland in bezit had, gelegen ‘op t hogelandt’. naar boven
De eerste gebruiker van de naam Geusebroeck
De eerste die de naam Geusebroeck gebruikte was Pieter Jacobsz Geusebroeck. De oudste verwijzing vond ik in 1593 in een notariële akte te Amsterdam. Hij tekent dan als volgt:
Twee jaar later ondertekent hij echter op een andere manier: geen achternaam, wel zijn beroep.
Kennelijk is het gebruik van die naam nog niet helemaal gewend.
Over het algemeen is het zo dat het grootste deel van de mensen in de zestiende eeuw alleen een zgn. patroniem had: hun voornaam en de naam van de vader met de toevoeging -zoon, bijv. Pieter Jacobsz(oon). Doordat de gemeenschappen waarin men leefde klein waren, gaven de patroniemen voldoende onderscheid om te weten over wie men het had. Zodra mensen echter regelmatig officieel moesten optreden, bijv. bij het opmaken van notariële akten, dan werd het belangrijk je te onderscheiden van anderen met dezelfde naam. Mensen in officiële functies of in beroepen in de handel waren dan ook bij de eerste die een achternaam droegen.
Namen ontstonden op een natuurlijke manier. Mensen die in de eigen woonplaats geboren waren, kregen hun beroep bij hun patroniem gevoegd, bijv. Jan Reiniers, bakker. Allengs werd dit dan de officiële achternaam. Een tweede veelvoorkomende mogelijkheid is de toevoeging van de naam van iemands huis. Huizen hadden vroeger geen huisnummer, maar een uithangteken met een afbeelding. Zo komen namen als De Leeuw en Zwaan in de wereld. Ook wanneer men van een dorp, een kleine gemeenschap, verhuisde naar een grote stad, zie je vaak dat mensen een achternaam krijgen. Mensen werden onderscheiden van elkaar door de toevoegingen van de plaats waar ze vandaan kwamen, bijv. Jan Jansz van Sijbekarspel.
Zo kwam ik in het oudrechterlijke archief van Hoorn in 1591 en 1592 een Pieter Jacobsz Mitwoude, ‘schipper’ ‘op ‘t Nieuelandt’ tegen.
Ik heb sterke aanwijzingen (die ik in mijn boek verder uit de doeken doe) dat deze Pieter Jacobsz Mitwoude dezelfde is als Pieter Jacobsz Geusebroeck. Ik denk dat hij toen nog maar kort in Hoorn woonde, kennelijk van Mitwoud kwam, zodat in eerste instantie gewoon de plaats waar hij vandaan kwam gebruikt werd om hem te onderscheiden van de vele andere Pieter Jacobszoons.
Twee jaar later bleek hij echter overgezwaaid te zijn op Geusebroeck. Dit gebruik van verschillende namen op het moment dat men begint met een familienaam te dragen is nog heel gewoon in die tijd.